“Goede ruimtelijke inrichting draait om het benutten van kansen waarmee win-winsituaties ontstaan. Kijk naar het project ‘Ruimte voor de Rivier’ van Rijkswaterstaat. Dat project vergroot de waterveiligheid door rivieren de mogelijkheid te geven buiten hun oevers te treden. Dankzij het IJsseldeltaprogramma daalt de kans op overstromingen. Tegelijkertijd levert het nieuwe natuur, recreatie, efficiënte landbouwgrond, ingepaste infrastructuur en woonlocaties op.”
Friso de Zeeuw
emeritus praktijkhoogleraar
Gebiedsontwikkeling
Technische Universiteit Delft
“R
uimte voor de Rivier is een schoolvoorbeeld van hoe verschillende gebiedsfuncties samengaan in de ruimtelijke inrichting. En elkaar zelfs versterken, in plaats van tegenwerken. Als praktijkhoogleraar zeg ik altijd: “Ruimtelijke planning en gebiedsontwikkeling kunnen een oorlog zijn waarin belangen en functies genadeloos botsen. Laten we er in plaats daarvan een judowedstrijd van maken: vriendschappelijk, beheerst en met vaste spelregels. Dan excelleren de plannen pas écht.”
“De vraag is of we een judopartij kunnen maken van de energietransitie. Die stelt ons voor misschien wel de grootste uitdaging ooit op het gebied van ruimtelijke inrichting. Een opgave die we bovendien buitengewoon snel moeten uitvoeren. Wind- en zonne-energie bieden ons daarvoor nu de meeste kansen. Dat betekent dat we véél meer zonne- en windmolenparken moeten aanleggen dan we nu doen. Zoveel, dat de denktank DenkWerk onlangs berekende dat we Nederland voor 25 procent moeten volbouwen met windmolens en zonneparken. Alleen zo halen we de doelstelling van Parijs. Dat is natuurlijk onmogelijk.”
Opdraaien voor de duurzame ambities van de kosmopolitische stedelingen
“De haalbaarheid daargelaten: willen we overal windmolens? Vinden we dat als samenleving, als land, wenselijk? Ik denk van niet. Recente, grootschalige plannen die nu in realisatie zijn, wekken al weerstand op. In Zuidoost-Drenthe strooien mensen asbest op plekken waar windmolens moeten komen. Daar heeft het doordrukken van de plannen tot een halve burgeroorlog geleid. Ook in Noord-Holland zijn omwonenden klaar met de alsmaar toenemende windmolenplannen van de provincie: ze hebben het idee dat zij opdraaien voor de duurzame ambities van de ‘kosmopolitische stedelingen’. Die gevoelens nemen alleen maar toe.”
Windmolen van 2 keer de Domtoren
“Deze situaties maken duidelijk dat windmolens weinig win-winkansen bieden. Ze laten zich niet goed combineren met andere functies, zoals wonen, natuur of recreatie. Je kunt mensen belonen voor het wonen naast zo’n gevaarte, maar uiteindelijk wil bijna niemand écht een windmolen in zijn achtertuin.”
‘Nederland
is gewoon te
klein en te vol’
“Ook wringen windmolenplannen vaak met andere ruimtelijke opgaven. Een voorbeeld: al in de jaren 90 werd het gebied Rijnenburg ten zuiden van de stad Utrecht aangewezen als plek voor een nieuwe woonwijk met 20.000 woningen. Gezien de huidige woningnood geen overbodige luxe, maar nu het moment daar is, veranderde het huidige gemeentebestuur van gedachten.”
“Het plan is om 8 giga-windmolens in Rijnenburg te plaatsen. Ze zijn 2 keer zo hoog als de Domtoren en worden ook nog omringd door 230 hectare aan zonnepanelen. Ondertussen komen die windmolens wél in een mooi, groen weidegebied tegen het Groene Hart aan te staan. Willen we de ruimtelijke kwaliteit van Nederland op deze manier geweld aandoen?”
Confettilandschap dreigt
“Wat er in Utrecht gebeurt, is een direct gevolg van het te ver doorgeschoten decentrale beleid. De Haagse politiek legde sinds 2003 deze en andere ruimtelijke opgaven neer bij provincies en gemeenten. Zij kregen min of meer de vrije hand bij ruimtelijke inrichting.”
“De Omgevingswet past ook in die trend. Dus mogen nu 30 regio’s – samenwerkende gemeenten en provincies – in het kader van de Regionale Energie Strategie (RES) proberen voor 35 Terawattuur de ruimte te zoeken om duurzame energie op te wekken. Als dat ze al lukt, dan leidt dat hoe dan ook tot een ‘confettilandschap’: versnipperd, vol en onherkenbaar.”
Te klein en te vol voor deze reuzeopgave
“Deze grote opgave en die van woningnood vragen om meer regie van bovenaf. Niet dictatoriaal, maar juist in wisselwerking met andere overheden en de samenleving. En ondersteund met investeringsbudgetten gericht op meer publiek-private samenwerking. De terugkeer van een ministerie dat verantwoordelijk is voor ruimtelijk inrichting, wonen en mobiliteit lijkt me verstandig. Nu huurt ruimtelijke planning een zolderkamertje bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken.”
“Als ik het op zo’n departement voor het zeggen zou krijgen, dan pak ik de energietransitie-opgave er nog eens bij. Is deze opdracht realistisch, op basis van de kennis en ruimte die we nu hebben? Dat is het niet. Niet zonder enorme weerstand op te wekken in de samenleving. Niet zonder alle andere gebiedsfuncties geweld aan te doen en niet zonder de ruimtelijke kwaliteit van Nederland ernstig te schaden. Nederland is gewoon te klein en te vol om deze reuzeopgave te halen. We hebben geen enorme vlaktes waar we hele windmolenparken kwijt kunnen zonder dat iemand er last van heeft, zoals in Noord-Duitsland. En de Noordzee moet bevaarbaar blijven.”
Voorkom een windmolen op elke straathoek
“Kijk, ik ben geen klimaatontkenner. Ons energiesysteem móet veranderen, dat zie ik ook. Als je met een grote waterstofcentrale aan de kust écht een verschil kan maken, dan moet je daarvoor alles op alles zetten. Maar om nu zoveel schade te veroorzaken en zoveel weerstand op te roepen voor een windmolen met een minieme bijdrage, lijkt mij niet wenselijk. En dan laten we de miljarden kostende benodigde ondergrondse modernisering van onze infrastructuur nog buiten beschouwing.”
“Hoe we de transitie dan wel moeten aanpakken? Laten we kiezen voor de weg van de geleidelijkheid. Pas duurzame energie op een ruimtelijk verantwoorde manier in het landschap in. En werk doorlopend aan draagvlak. Kijk hoe ver je daarmee komt en vul het tekort aan duurzame energie aan met inkoop of exploitatie over de grens. Binnen de RES zie je ook dat de mogelijkheden voor duurzame energie van regio tot regio verschillen en regio’s afspraken maken over overschotten. Dat kun je tussen landen natuurlijk ook realiseren en zo maak je van de energietransitie een judopartij.”
3 experts aan het woord